Oud-conducteur Bauke Altenburg werd op 3 mei 1926 geboren in een klein Fries dorp. Nu, bijna 100 jaar oud, woont hij nog steeds op zichzelf in Leeuwarden. Hij kan lang niet alles meer, maar levendig vertellen doet hij nog als de beste. Tijdens zijn verhaal schiet hij af en toe vol, maar net zo vaak krijgt hij tranen in de ogen van het lachen.
Wat ik nog wel
heel goed kan: praten. Zeg maar rustig kletsen
Hoe gaat het met u?
‘Het gaat wel. Maar het is wel elke ochtend afwachten hoe ik me voel. Ik leef van dag tot dag. Maar ik ben verder gezond. Ik mankeer niets aan hart of lever. Alleen, als ik een stukje loop, dan ben ik doodop. En lang staan kan ook niet meer. Mijn lichaamskracht is weg. Alles wat ik vroeger met gemak kon, dat gaat nu niet meer. Tja meneer, zo is dat... Ik ben stokoud en lever elke dag in. Daar kun je je niet tegen verzetten. Maar als ik eenmaal in mijn stoel zit, dan gaat het best. Ik lees elke ochtend de krant. Maar dat is wel een puzzel voor me. Ik zie heel slecht. Maar sinds kort heb ik een nieuwe bril. En ik heb een speciale loep te leen. Daarmee krijg ik koeienletters en dan gaat het wel een beetje. Wat ik nog wel heel goed kan: praten. Zeg maar rustig kletsen. Daar heb ik geluk mee, want veel mensen van tien jaar jonger brengen geen woord meer uit.’
Ik vergeet dingen. Niet de dingen van vroeger, die weet ik nog precies
U woont nog zelfstandig in uw flat. Dat is toch bijzonder?
‘Ja, ik woon hier al veertig jaar. Daar ben ik blij mee, want ik zeg u eerlijk: tehuizen vind ik vreselijk. Ik kwam daar nog wel eens voor de pedicure. Dan zie je een wolk van oude mensen naar de bingo gaan. Maar ik ben helemaal geen spelletjesmens. Dus dan zit je daar alleen op je kamer. De zuster komt stipt om tien uur een kopje koffie brengen en om twaalf een warme prak. Alles volgens de klok. Weg vrijheid. An me nooit niet dat ik daar inga.’
Heeft u hulp in huis?
‘Ja, dat moet wel. Ik kan niet veel meer zelf. ’s Ochtends en ‘s avonds komt de thuishulp om me te wassen en uit en aan te kleden. Ik kan wel zelf opstaan, maar aankleden gaat niet meer. Ik kan niet bukken, dan lig ik op de vloer. Waar ik echt geluk mee heb: mijn zoon Jan, dochter Jeannet en schoonzoon Hans wonen vlakbij. Die schatten doen alles voor mij. Ik hoef nooit boodschappen te doen of zo. Dat gaat ook niet meer, want weet u: ik begin dingen te vergeten. Niet dingen van vroeger, die weet ik nog. Ik weet nog de naam van de meester op de lagere school. Sipke de Haan heette die. Maar als de thuishulp zich aan mij voorstelt, ben ik haar naam al vergeten voordat ze weggaat.’

Ik heb in
Indië geen
schot gelost
Even terug in de tijd dan. Hoe heeft u uw vrouw ontmoet?
‘Op de bruiloft van mijn zuster. Ik was negentien en keek tot op dat moment nog helemaal niet naar meisjes. Ik wist dat ze bestonden, maar meer niet. Mijn zwager had zes zussen en ik werd meteen stapelgek op een van hen, Annie. Ik wist niet wat me overkwam. Ik voelde een huivering over mijn rug. Dat kende ik niet. Ik heb met haar gedanst. Dat kon ik goed, want ik was op dansles geweest. Dus ik denk dat ik een goede indruk maakte. Na de bruiloft vroeg ik haar adres aan mijn zus. Ik hoorde dat ze in Groningen bij een dokter als kinderjuf werkte. Ik ben haar toen brieven gaan schrijven. Boven de eerste stond Lieve Annie, boven de tweede Allerliefste Annie. Ik hoorde later dat ze daar erg om moest lachten. Maar het heeft wel gewerkt.’
Zijn jullie snel getrouwd?
‘Oh nee, er kwam iets tussen. Ik moest in dienst, drie jaar naar Indië. Bijna elke dag heb ik haar geschreven. Dat konden we gratis versturen via de luchtpost. En af en toe kreeg ik een brief terug van mijn Annie. Zij moest mijn brieven uit de post plukken, zodat haar baas de dokter ze niet zou zien. Maar die had dat natuurlijk al lang in de gaten. Zo, heb jij een liefje? Haha.’
Ik heb in
Indië geen
schot gelost
Was het een zware tijd in Indië?
‘Helemaal niet. We wisten eigenlijk al die tijd niet wat we er deden. Ik heb niet geknokt en geen schot gelost. Toen we terug mochten zeiden de hoge heren: je zult zien hoe je in Holland welkom wordt geheten, de hele stad loopt voor jullie uit. Nou, geen sprake van. In IJmuiden stond helemaal niemand en toen wij van boord gingen kregen we op de kade als welkomstgeschenk een appel. Ik ging met de bus terug naar Friesland. Thuis stonden mijn vader en moeder en mijn meissie me op te wachten. Een paar uur later kwam de man langs die me geronseld had om naar Indië te gaan, voor volk en vaderland. Bij nader inzien had ik helemaal niet gehoeven, zei hij, omdat mijn broer in de oorlog was omgekomen. En dat zeg je nu, zei mijn vader boos, dat is wel een beetje laat!’
Wat is er gebeurd met uw broer?
‘Hij zat thuis ondergedoken omdat hij niet in Duitsland wilde gaan werken voor de Arbeitseinsatz. Ik weet het nog heel goed. Het was een mooie dag, ik lag met longontsteking op bed. Mijn broer wilde even naar buiten. Doe voorzichtig, zei mijn moeder nog. Hij deed de deur open en daar stonden twee mannen. Hij was verraden. Ze hebben hem naar Duitsland gebracht en wij hebben hem nooit meer teruggezien. Hij ligt nu begraven op het Ereveld in Loenen.’

De laatste weken lag ze daar onder de klok op bed
U bent 61 jaar getrouwd geweest.
‘Ja, we zijn getrouwd in 1952. Toen we begonnen zei ik tegen haar: één ding, ik wil geen hok vol kinderen. Dat had ik te veel gezien in onze katholieke omgeving. En dat vond ik helemaal niks. Uiteindelijk hebben wij drie prachtige kinderen gekregen. Een dochter, Vera heette ze, was gehandicapt en is in 2001 overleden. De anderen zijn die engelen die nu zo goed voor mij zorgen. Mijn vrouw is twaalf jaar geleden overleden. Ja meneer, als ik er nu nog aan denk, dan kan ik wel janken. Maar dat helpt niet… dat hélpt niet. Ik moet verder, het moet… Het leven ís niet alleen rozengeur en maneschijn. De laatste weken heeft ze daar onder de klok op bed gelegen. Ze was zo benauwd. Ze kreeg zuurstof, maar op een gegeven moment zeiden de dokters dat het zo niet langer kon. Toen is ze gegaan.’
Hoe kijkt u terug op uw werk bij het spoor?
‘Met heel veel plezier. Toen ik uit Indië terugkwam was Nederland vol armoede. Ik moest geld verdienen, maar kon alleen aan de slag bij de melkfabriek. Dat was niks voor mij. In 1956 kon ik een baan krijgen als conducteur. Ik vond het geweldig, wat heb ik daarvan genoten. Ik heb het dertig jaar gedaan en nooit spijt van gehad. In 1986 ben ik gestopt. Dat kwam zo. Ik ben iemand die slecht nee kan zeggen. Ik nam steeds meer hooi op mijn vork. Nog een extra ritje, Altenburg doet het wel. Het liep de spuigaten uit. Daar kwam bij dat we het thuis zwaar hadden. Zorgen over onze gehandicapte dochter, waar we natuurlijk ook veel voor moesten doen. Op een gegeven moment kon mijn lichaam het niet meer aan. Ik kon niet meer op de fiets stappen, zo stijf was ik. Ik weet goed dat ik bij zo’n arts kwam. Hij ging achter me staan en zei: meneer Altenburg, vindt u het leven nog wel leuk? Er brak iets in mij, ik heb vier dagen gehuild en gehuild, ach. Ze hebben bij het spoor heel goed voor me gezorgd. Ik hoefde niet meer te werken. Maakt u zich geen zorgen, zeiden ze, doe alleen nog dingen die u leuk vindt. Dat heb ik gedaan. Ik heb prachtige jaren gehad met mijn vrouw. We hebben heel wat reisjes gemaakt samen. Vooral met de trein ja, want ik had gratis reizen.’
Hoe vindt u het, dat u zo oud bent geworden?
‘Haha, ik heb al veertig jaar pensioen, dus voor het pensioenfonds ben ik een dure klant. Maar ze hebben me gezegd, maakt u zich daar maar geen zorgen om. En verder, ach het overkomt je. Ik lever wel veel in, dat is niet leuk. Maar je hebt niks te leuken. Tot voor kort keek ik nog wel tv. Maar ik kan het allemaal niet meer zo goed volgen. Het is me te druk voor mijn hoofd. Maar ik verveel me niet hoor, de dagen vliegen om. Al gaat het lang niet altijd goed. Deze week had ik nog pijn in mijn voet en dacht ik: zo hoeft het niet meer. Tja, zo is dat dan. U denkt toch niet dat ik te jong gestorven ben als het bij wijze van spreken morgen gebeurt? Maar goed, dan gaat de pijn weer weg en krijg ik er toch wel weer zin in.’
Uw verhaal in Mijn pensioen?
Heeft u ook een mooi verhaal te vertellen? Over vroeger of over nu? Laat het ons weten via postbus_redactie@railov.nl
